Joseph
In oktober
2012 zijn we met een delegatie van de HvA (vanuit MWD en Bureau
Internationalisering) vertrokken naar de University of Southern California in
Los Angeles (USC). Het doel van deze reis was de totstandbrenging van een
langdurige samenwerking tussen beide universiteiten. De uitkomst daarvan is
reeds weergegeven in een verslag opgenomen in de DMR nieuwsbrief.
Mijn reis
heeft een week langer geduurd en in die week heb ik instellingen bezocht, ben
ik wijken in gegaan en heb ik docenten gesproken. De uitkomst hiervan zal zijn
weg in het curriculum vinden.
Dit is een
persoonlijk verhaal dat ik wil delen omdat ik het belangrijk vind om de
ervaringen uit te wisselen die zijn opgedaan tijdens buitenlandse reizen. De
gehele reis heeft ervoor gezorgd dat ik gedreven, ambitieus, emotioneel , vol
en energiek thuiskwam.
Deze reis stond,
naast het tot stand brengen van een samenwerking, voor mij in het teken van
deskundigheidsbevordering. Een andere context dan gebruikelijk is voor mij voor
wanneer ik er ben. Normaal gesproken verblijf ik grotendeels op het platteland
van Amerika. Daar ben ik bij mijn familieleden, die allemaal een stabiel leven
hebben als je het hebt over zorg en
liefde voor elkaar, het hebben van een dak boven je hoofd, een goede opleiding
en een groot sociaal kapitaal. Ik noem dit omdat het hierdoor ook een veilige
haven voor me is. Daar komt bij dat ik de taal spreek en de cultuur mij eigen
is. Tijdens deze reis heb ik een ander deel van Amerika gezien dan ik gewend
ben en dat heeft het voor mij bijzonder gemaakt.
Ik begin met
een, voor mij, ontroerende ontmoeting. Kees (Mak) en ik stonden ergens in Los
Angeles bij een benzinestation te bespreken hoe we de benzinetank moesten
volgooien. Het systeem werkt anders dan in Nederland en we kwamen er niet uit.
Ondertussen had een oudere, dakloze man, (Joseph), gevraagd of hij onze
autoramen mocht lappen. Dit deed hij terwijl wij zaten te rommelen met de
benzineslang en de bankpas. De man kwam naar ons toe en legde uit hoe het
werkte. Ik vond het ergens gênant, want wij gooide achteloos 60 dollar in de
tank, terwijl hij voor een paar dollar per dag de ruiten schoonmaakt van
andermans auto’s.
In films had
ik het fenomeen dakloosheid in Amerika eerder gezien: straten vol, lange rijen
met mensen zittend en hangend op de stoep met plastic zakken, winkelkarretjes
en kartonnen dozen, maar om dit daadwerkelijk in het echt te zien maakt een
impact die ik niet goed kan verwoorden.
Een aantal
cijfers om de omvang van het daklozenprobleem te schetsen. Er zijn aan de
westkust van Amerika gemiddeld meer dakloze mensen te vinden dan elders in het
land: in California zijn er 254.000
mensen een gedeelte van het jaar dakloos en elke dag zijn dat er 82.000. Het
hoge aantal heeft onder andere te maken met het warme klimaat en het (relatief
hoge) niveau van de voorzieningen van de staat. Bijna 30% van de daklozen is
non-documented (geen Amerikaans staatburger), 20% zijn oorlogs-veteranen, en
van de gehele daklozenpopulatie in LA is 50% African-American (terwijl zij maar
9% van de algemene populatie van LA vormen).
Alleen al
deze cijfers leggen een aantal pijnpunten bloot. Joseph loopt door de straten
van een stad waar mensen wonen in enorme villa’s verdiend door te acteren in
een serie die goed scoort. Naast het enorme leed in de vorm van dakloosheid
kampt de samenleving met uitsluiting van groepen mensen door bijvoorbeeld geïnstitutionaliseerd
racisme (South Los Angeles). Amerika is een land dat hardnekkig zoekt naar
mogelijkheden om je eigen territorium af te schermen door gebruik te maken van
macht en, daaruit voorvloeiend, discriminatie. Ik heb grote en schrijnende
armoede waargenomen, gesproken met mensen die de dupe zijn geworden van een
kapitalistisch systeem dat opkomt voor de sterksten en ik heb gehoord hoe
onrecht en stigmatisering een verstikkende werking heeft op de vorming van de
identiteit van (leden van) een gemeenschap.
Daarnaast is
er een ander gezicht. Een van mensen die vechten voor eenheid, verbondenheid en
betrokkenheid. Ik ervoer in mijn ontmoetingen een sterk gevoel van gemeenschapszin
en zorg voor elkaar, ik sprak met vrouwen in de daklozenopvang die een kracht putten
uit een onverwoestbaar geloof in God, en ik heb social workers en docenten
ontmoet die een grenzeloze hoop en geduld hebben in het gevecht voor
mensenrechten en een beter bestaan.
Er zit een
eindeloze en diepgewortelde veerkracht in Amerikanen die niet van opgeven weten
en doorvechten voor waar ze in geloven, die zorg hebben voor elkaar en die
geloven in het al dan niet bereikbare idee dat je ‘can reach for the stars’. Het
is allemaal deel van hun ingewikkelde geschiedenis en toekomstige erfenis. Hoewel
ik niet denk dat Joseph zich ooit zal kunnen onttrekken aan de armoede, zocht
hij naar een manier om voor een ‘inkomen’ te zorgen. Mogelijk is het juist door
de intensiteit van het gevecht dat dit land voert met zichzelf, het zien van
het verdriet van een volk dat hard werk en er (soms nog niet) komt en daarnaast
het doorzettingsvermogen, het lef, de positiviteit en de creativiteit die ik
heb ervaren, dat ik nog meer ben gaan houden van mijn moederland.
Het is in
die zin een schizofreen land, een natie vol extremen. Maar misschien zijn de
twee uiterste polen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Is hoop een
noodzakelijke katalysator om de strijd tegen armoede, onderdrukking en
emancipatie aan te gaan? Ik denk persoonlijk dat mensen afhankelijk van elkaar zijn
om te (over)leven. Mensen hebben elkaar nodig en de armoede en het mechanisme
van in- en uitsluiting maakt wellicht
dat het gevoel van gemeenschapzin groot is in Amerika.
Dit gevoel
van verbondenheid met elkaar is voor mij, als ik naar Amerika ga, het
herkenbare gevoel van ‘thuiskomen’ en is wat ik mis als ik hier ben. Herken ik
dat gevoel van gemeenschapszin niet op dezelfde manier in Nederland omdat we
het in hier in zijn algemeenheid beter hebben? Hebben wij minder hoop nodig, omdat
we minder afhankelijk van elkaar zijn? Er wordt gezegd dat de Nederlandse
samenleving aan het veranderen is en dat de grenzen van de verzorgingsstaat
zijn bereikt; de hangmat moet naar een trampoline worden omgevormd. Nu het
financieel minder gaat zal duidelijk worden hoeveel solidariteit er is, waar
men keuzes in wil maken en welke verantwoordelijkheid men zal nemen in het
zorgen voor elkaar.
Het ‘community’
gevoel lijkt in Nederland minder aanwezig of mogelijk is het minder zichtbaar,
maar ik geloof niet dat het minder noodzakelijk is. In Nederland zijn er veel
mensen die vrijwilligerswerk doen en mantelzorger zijn. Als ik echter denk aan
het gemeenschapsgevoel dan gaat dit verder dan alleen om hulp vragen en het
geven daarvan. Ik ben nog zoekende naar de juiste uitleg.
De verschijningsvorm
van de noodzaak voor een community is in Nederland denk ik anders dan in
Amerika. De oude man die vereenzaamt in het bejaardentehuis. De dertigjarige
vrouw met een schizofrene stoornis met een beperkt netwerk, omdat de mensen om
haar heen de zorg niet meer aankunnen. De puberende jongen met een vorm van
autisme die aan steeds hogere eisen moet voldoen om mee te komen in de
maatschappij. Autonoom zijn is in onze samenleving een belangrijke waarde en kwetsbare
mensen werden op basis hiervan vanuit de staat ondersteund om zo goed mogelijk
zelfstandig te kunnen functioneren. Nu zal hen gevraagd gaan worden om zelfredzaam
te zijn met aanzienlijk minder (financiële) steun, maar uit onderzoek blijkt
dat zij zich schamen om hulp te vragen vanwege het ideaal van autonomie,
waardoor ze juist weer meer kwetsbaar zullen worden.
De
consequenties die deze verschuiving (terugtrekkende overheid) in de uitvoering
van het maatschappelijk werk met zich meebrengt is wel voorzichtig beschreven en
het zoeken naar een manier om ermee om te gaan ook, maar men heeft nog geen helder
antwoord erop gevonden. Een lastig proces in een land waar we zorgen voor
elkaar, maar dan met name via de belastingsdienst en
verzekeringsmaatschappijen. En hoewel de zorg voor elkaar bureaucratisch is
geregeld, voelt het ook als een voorrecht om te kunnen leven in een land waarin
men heeft nagedacht over een systeem dat er voor probeert te zorgen dat
iedereen een basis heeft om vanuit te leven.
De vraag
blijft hoe je een besef dat je samenleven doet met anderen, dat zorgen voor
elkaar nodig is en dat aandacht geven aan anderen belangrijk is, kunt cultiveren
op het moment dat je niet gewend bent om dit te doen. Op welke manier kunnen we
in onze samenleving individuen samenbrengen? Hoe vergroten we het sociale
kapitaal van mensen? Hoe empoweren we mensen die uitgesloten dreigen te worden?
Hoe gaan we bruggen bouwen? Een uitdaging waar we in Nederland voor staan en
dus ook binnen de opleiding. Hoe kunnen we dit besef, de urgentie daarvan en
een praktische vertaling van zo’n abstract en tegelijkertijd alledaags concept overbrengen
aan onze studenten?
Eigenlijk is
de tijd voorbij om te blijven hangen in vragen. De opleiding zal een duidelijke
visie moeten gaan verwoorden hoe ze gaan inspringen op deze veranderingen.
De dakloze man die Kees en ik bij de benzinepomp hebben
ontmoet heb ik Joseph genoemd. Hij gaf mij aandacht en ik hem. We waren, heel
even in dat moment, verbonden met elkaar. Maar spijtig genoeg heb ik hem in
werkelijkheid niet naar zijn naam gevraagd. Nadat ik hem een flesje drinken en
een reep chocola had gegeven keek hij me aan met een blik in zijn ogen van verbazing
en dankbaarheid. ‘God bless you sweetheart, God bless you’, zei Joseph.
Maar de
werkelijkheid is dat ik hem had moeten bedanken. Ik had hem explicieter moeten laten weten dat
hij er toe doet, juist omdat hij door veel mensen niet meer wordt gezien.
Zijn gezicht zal ik voor me blijven zien
om niet te vergeten dat we elkaar nodig hebben, dat we niet alleen hoeven te staan
als we daar een keus in maken en verantwoordelijkheid voor nemen.
Ik wil niet
vergeten dat we in Nederland meer, los van de sociale voorzieningen, moeten
leren om voor elkaar te zorgen. En hoewel ik besef dat mijn visie niet de
waarheid is, is het er wel één waarin ik moet en wil geloven. Het gaat voor mij
om het contact met een ander, het hebben van een connectie om te voelen dat
anderen en ik er toe doen.
Andries
Baart zegt: ‘Aandacht is de kiem van een relatie, en daaruit zal een mens
opstaan. Het vraagt om moed, toewijding
en voorzichtigheid’.
Zo simpel is het eigenlijk.
Zo simpel wil ik het in ieder geval laten zijn.
Joseph is
voor mij het gezicht van de noodzaak om te zoeken naar manieren om bruggen te
bouwen, om te streven naar verbondenheid en om daadwerkelijk in actie te komen.
En daar
bedank ik hem voor.
Saskia